Vanuit Sop Pong in Pang Mapha zetten we koers richting Ban Rak Thai. De weg ernaartoe ging weer gepaard met het nodige bochtenwerk. 1u45′ rijden voor een route van amper 75 km…
Op het programma twee tussenstops: Ban Ja Bo en Pang Ung.
Ban Ja Bo
Ban Ja Bo is een dorpje op een berg van 900 meter hoog omringd door een kalkstenen bergketen. De inwoners behoren tot de Lahu-minderheidsgroep en leven van landbouw en veeteelt.
Het Lahu-volk is een etnische groep afkomstig uit China, Myanmar en de rest van het vasteland van Zuidoost-Azië. In Thailand behoren ze tot één van de zes groepen die worden gecategoriseerd als hill tribe of bergstam. De term term hill tribe wordt gebruikt voor alle verschillende etnische groepen die voornamelijk in de hoge bergachtige noordelijke en westelijke regio’s van Thailand wonen, inclusief beide zijden van de grensgebieden tussen Noord-Thailand, Laos en Birma.
Voor ons geen uitstap met de bedoeling om te gaan kijken hoe deze etnische minderheidsgroepen leven maar wel eentje om, slurpend van een koffietje, het mooie uitzicht te gaan bewonderen.
Pang Ung
Pang Ung of Ban Ruam Thai is vooral bekend om zijn meer een staat in de reisgidsen omschreven als het “Zwitserland van Thailand”.
Laat ik het even omschrijven met de woorden van de Thaise Toeristische Autoriteit:
“Ung” betekent in het Noord-Thaise dialect een lagelandmoerasland. Het gebied staat bekend om de twee- en drie-naaldige pijnbomen die langs de randen van het uitgestrekte stuwmeer staan, dat op zijn beurt wordt omringd door weelderige bergen. Vanwege het prachtige landschap wordt deze plaats vaak “het Zwitserland van Thailand, het land van drie nevels, Pang Ung” genoemd. Het gebied werd vroeger gebruikt als illegale opium plantage voor bergstammen, maar is nu omgebouwd tot een interessante bestemming voor natuurliefhebbers, omdat hier veel verschillende planten en kruiden worden verbouwd die geschikt zijn voor de traditionele Thaise geneeskunde. Vanwege het koele klimaat is het dorp typisch versierd met kleurrijke winterbloemen.
Voor de Thai en menig Chinezen die er rond lopen is dit een toeristische trekpleister. Ons leek het eerder een banaal meer …
Ban Rak Thai
Ik pik alweer de beschrijving van de Thaise Toeristische Autoriteit:
Ban Rak Thai of Ban Mae O is het laatste dorp voor de grens tussen Thailand en Myanmar en ligt op 44 kilometer van Mae Hong Son. De meeste dorpelingen hier zijn tijdens de opkomst van het communistische regime uit Zuid-China ontsnapt. Naast een prachtig meer kunnen toeristen de manier van leven en de Chinese cultuur ontdekken, die nog steeds veel tradities vertoont op het gebied van zowel gesproken als geschreven taal. Het onderscheidende kenmerk van de Ban Rak Thai dorpshuizen zijn de ouderwetse materialen die bij de bouw zijn gebruikt: namelijk klei vermengd met rijststro. U kunt ook genieten van traditionele Yunnan-gerechten en heerlijke theesoorten proeven van de vele topvariëteiten, die in het dorp te koop zijn, waaronder Qing Qing-thee en Oolong.
We bevonden ons op amper 1,2 km van de grenspost van Myanmar maar na het lezen van het negatief reisadvies voor die regio besloten we maar braaf langs Thaise zijde te blijven en ’s avonds op ontdekking te gaan naar de traditionele Yunnan-gerechten.
Maar eerlijk gezegd, ik weet niet waar het grootste risico lag. Bij het oversteken van de grens met Myanmar of bij het eten van die Yunnan–gerechten?
We proefden Mantou, een wit en zacht soort gestoomd broodje, Buikspek op Red Cooking wijze en Black chicken. Vooral dat laatste was een mysterie. Een hoop beentjes met een zwart velleke en een beetje vlezeke met vooral een heel bizarre smaak.
En alsof dat nog niet genoeg was kregen we als ontbijt Congee = rijstpap met één of ander vlezeke bij, Mantou, iets kroepoek-achtigs en gelukkig twee hard gekookte eitjes en watermeloen.
Het Chinese avontuur afsluiten deden we met een bezoekje aan de Lee-Wine theeplantage.
Daarna ging het richting Mae Hong Son en Khun Yuam alwaar we overnachten met alweer een prachtig uizicht.
Morgen trekken we verder naar Mae Sariang. Doei!