Wijn proeven in de Elzas

Een Bongobon Wijnverblijf in Frankrijk en een verlengd weekend? Ideaal voor een uitstapje naar de Elzas. De Elzas ligt op een 500-tal km rijden en is vooral bekend om zijn witte wijnen zoals de Pinot Blanc, Pinot Gris en Riesling. Maar de streek heeft veel meer te bieden dan alleen maar wijn.

Met de Bongobon verbleven we op het Domaine Sylvie Fahrer & Fils in Saint-Hippolyte. Bij aankomst konden we genieten van een welkomstdrankje en een proeverij met aangepaste hapjes. Een glaasje Crémant met Paté in korst, Riesling met zalm, Gewurztraminer met Munster kaas en Pinot Noir met chocolade. Gelukkig sliepen we ter plaatse want na deze vier proevertjes werd ons aangeboden om nog wat andere wijnen te proeven, aanbod dat we zeker niet konden afslaan. Yves viel o.m. voor de smaak van de « Je ne sais pas », een mengeling van Muscat, Riesling en Pinot Gris. Ik ging dan weer voluit voor de Pinot Gris.

Na een dutje gingen we in het dorp op zoek naar een restaurant voor het avondeten en dat werd Le Hupsa Pfannala. De naam verwijst naar hun specialiteit zijnde de Hupsa Pfannala, gebakken aardappelen met spekjes en ajuin, overdekt met gegratineerde kaas. Hoewel ik er nieuwsgierig naar was liet ik mij verleiden door de een côte de veau aux girolles en Yves ging voor de asperges. Op aanraden van de ober dronken we daar een Muscat bij. Verassend want in tegenstelling tot andere wijnstreken is de Muscat in de Elzas geen zoete wijn.

Op dag 2 van onze uitstap stond La Route des Crêtes op het programma. Deze route verbindt Cernay met Sainte-Marie-aux-Mines en volgt de de bergkam van het massief van de Vogezen. We vertrokken uit Saint-Hippolyte richting Sainte-Marie-aux-Mines onder een stralend zonnetje.

De Route des Crêtes vindt zijn oorsprong in de Eerste Wereldoorlog. Ze werd parallel aan de bergkam, dus op de westflank ten opzichte van de vijand in het oosten, aangelegd om de bewegingen van de troepen (en het aanbrengen van de munitie) van het Franse leger te vereenvoudigen.

Onze eerste tussenstop was de Col du Calvaire waar we halt hielden aan het Station du Lac Blanc voor een wandeling genaamd La Crête du Lac Blanc. In de winter kan je er skiën, in de zomer mountainbiken en wandelen.

De wandeling naar de top van de bergflank was redelijk pittig maar werd beloond door een mooi uitzicht op het 72 meter diepe meer. Terugkeren deden we deels langs de heide en een skipiste.

Vervolgens reden we naar de Col du Hohneck, op zo een 1366 meter hoogte. Het weer begon stilletjes aan te keren dus we beperkten ons tot het naar boven rijden, genieten van het uitzicht en het verderzetten van de tocht met de auto.

Die tocht ging richting Le Grand Ballon, met zijn 1424 meter de hoogste top in het massief van de Vogezen. Om de top te bereiken dien je een korte wandeling te doen. In de verte onweerde en regende het en ook waar wij stonden zag het er dreigend uit maar we gingen toch naar boven. Jammer van het uitzicht maar toch indrukwekkend.

Het standbeeld, Diables Bleus, werd opgericht ter ere van de slachtoffers van de bataljons van de berginfanterie die tijdens de Eerste Wereldoorlog vochten. De radar die dient dan weer voor de burgerlijke luchtvaart.

Laatste tussenstop van de dag was Hartmannswillerkopf, ook wel bekend onder de naam Vieil Armand. Hier werd tijdens de Eerste Wereldoorlog zwaar gevochten. De Franse en Duitse soldaten voerden er een loopgravenoorlog uit. Het gebied is uitgeroepen tot Nationaal Monument en omvat een herdenkingskapel, een militaire begraafplaats en restanten van bunkers en loopgraven. 30 000 Franse en Duitse soldaten lieten het leven op deze strategisch gelegen berg.

Na een uitgeregende wandeling op deze indrukwekkende site reden we richting Eguisheim om in te checken in ons tweede verblijf van het weekend, het Auberge du Rempart.

Eguisheim is geclasseerd als Plus Beau Village de France en heeft zeker zijn charme.

In Eguisheim ontstond ook de wijncoöperatie Wolfberger. Even langsgaan om al dat lekkers te proeven kon niet ontbreken op het programma…

Maar voor dat proeven bezochten we ook nog Colmar.

De oude stad en het zogenaamde Klein Venetië zijn zeker de moeite waard maar o jee, wat een drukte daar …

Naast Colmar zijn er nog heel wat mooie dorpjes te ontdekken langs La route des Vins d’Alsace maar helaas hadden we daar de tijd niet meer voor en ook Straatsburg hebben we door omstandigheden moeten overslaan.

Reden genoeg dus om nog eens terug te gaan naar deze streek die naast lekkere wijn en gezellige dorpjes ook heel wat natuurschoon heeft te bieden.